In elke staat van Amerika wordt wijn gemaakt, maar er zijn slechts vier staten waar de wijnindustrie een belangrijke rol speelt: Californië, Oregon, Washington en New York. In Amerika wordt al zo’n vierhonderd jaar wijn gemaakt maar pas in de laatste veertig jaar kreeg Amerikaanse wijn bekendheid op wereldschaal. Inmiddels is Amerika na Frankrijk, Italië en Spanje het grootste wijnproducerende land ter wereld.
Met een klimaat dat sterk verschilt van kust tot kust, kunnen er veel druivensoorten prima gedijen in de verschillende Amerikaanse wijngebieden. Het warme klimaat van Californië is bijvoorbeeld ideaal voor het maken van smaakvolle Cabernet Sauvignon, Merlot en Syrah, terwijl aan de oostkust het koelere klimaat prachtige Pinot Noir en Chardonnay oplevert.
Californië is met zo’n 90% van de totale wijnproductie het grootste en belangrijkste wijnproducerende gebied van Amerika. Met bergen, valleien, vlaktes en plateaus is de topografie er haast net zo complex als het klimaat en biedt het de wijnbouwers een erg ruime keuze aan terroir. De meest aangeplante druivenrassen zijn Cabernet Sauvignon en Chardonnay, maar ook Pinot Noir, Merlot, Sauvignon Blanc en Syrah zijn hier te vinden.
Al voordat de Europese kolonisten druivenrassen als Zinfandel en Cabernet Sauvignon uit Europa mee brachten, stonden er al tal van inheemse druivenrassen aangeplant over heel Amerika. De wijnen die hier van werden gemaakt voldeden echter niet aan de stijl en de kwaliteit die de Europese kolonisten gewend waren. De wijnranken die zij meebrachten werden echter continu getergd door inheemse plagen (druifluis) en schimmelziekten. In de drie opvolgende eeuwen werd pas duidelijk dat het enten van wijnstokken de sleutel was tot lekkere wijnen en hanteerbare wijnstokken. Vandaag de dag is bijna elke wijnstok in Amerika daarom een hybride ras, ofwel een Europese stam (Vitis Vinifera) geënt op een onderstam van een inheems ras.