De geschiedenis van de wijnbouw gaat duizenden jaren terug. Maar waar is wijnbouw ontstaan en hoe werd wijn vroeger eigenlijk gemaakt? Wat heeft de historie betekend voor de wijn van nu? Om hier antwoord op te krijgen, gaan we terug naar 8500 jaar vóór het begin van onze jaartelling.
Waar het allemaal begon
Hoewel we bij wijn nu vaak denken aan landen als Frankrijk, Italië, Chili en Zuid-Afrika, is dit niet altijd het geval geweest. De wilde wijnstok, Vitis Vinifera, is de wijnplant die de beste druiven produceert voor wijn en oorspronkelijk uit de Kaukasus afkomstig is. Hier is wijnbouw dan ook naar alle waarschijnlijkheid ontstaan. Door de centrale ligging verspreidde de druif zich snel. Tijdens archeologische opgravingen werden in Mesopotamië, Syrië en Irak, kruiken van 7000 jaar oud gevonden met sporen van wijn. Maar ook vondsten van wijnkruiken in noordelijk Iran tonen het maken van wijn aan.
Door handel verspreidde de wijnbouw zich al snel, waardoor de kennis in het oude Egypte terechtkwam. Dat wijn hier belangrijk was, zien we terug in taferelen in de Egyptische graftombes. Gevonden tableaus met spijkerschrift vertellen ons dat er in 3089 vóór het begin van onze jaartelling reeds een wijngodin werd vereerd in Mesopotamië.
Verspreiding van wijnkennis
Uit overleveringen blijkt dat Palestina en Libanon goede wijnlanden waren. Daar werd bittere, dorstlessende wijn gemaakt van vroeg geplukte druiven. Deze wijn werd met water vermengd gedronken. De kunst van het wijn maken werd geleidelijk verspreid over Griekenland, waar wijn werd bewaard in amfora’s. De puntige onderkanten van deze kruiken werden in de grond geduwd, waardoor de wijn koel kon worden gehouden. De bovenkant werd afgedekt met was, olijfolie en hars omdat de wijn daarmee werd beschermd tegen invloeden van zuurstof. De Romeinen namen de kennis over en zorgden voor een verdere verspreiding en ontwikkeling over de rest van Europa.
Romeinse invloeden
De Romeinen stichtten vele handelscentra in de rivierdalen van de door hen veroverde gebieden. In eerste instantie brachten de Romeinen wijn mee, maar al snel werden meegebrachte wijnstokken aangeplant. Daardoor ontstonden er veel wijngebieden die we in het huidige Frankrijk nog steeds kennen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Bordeaux, Champagne, Bourgogne en Loire. De Romeinen gebruikten voor het bewaren van wijn vooral houten vaten. Deze vaten met een inhoud van 900 liter werden afgesloten met kurkstoppen, afkomstig uit Spanje. Veel wijngaarden gingen verloren of raakten in verval als gevolg van de val van het Romeinse rijk.
Opbloei van de wijnbouw door monniken
Het christendom bracht de wijncultuur weer tot bloei. De kerk leerde de geheimen van het wijnvak en begon oude wijngaarden een nieuw leven in te blazen. Ook werden er nieuwe wijnstreken ontwikkeld. Toen Karel de Grote het rond 800 in een groot deel van West Europa voor het zeggen had, bloeiden de kloostergemeenschappen op. Er werden goede methoden ontwikkeld voor de verzorging van wijnstokken en wijn. De Benedictijner monniken brachten veel wijngebieden tot grote bloei, maar ook hun wijngebruik was enorm. De Heilige Bernardus, een van de ordeleden, stond hier niet achter en scheidde zich in 1113 af van de Benedictijnen. Hij trad toe tot de orde der Cisterciënzers, die onder zijn leiding zeer succesvol werd, en liet vervolgens over heel Europa prachtige kloosters met wijngaarden bouwen.
Betere kwaliteit wijn
In de achttiende en negentiende eeuw werd de kwaliteit van wijn geleidelijk aan belangrijker. Zo zat wijn tot dan toe alleen op vat en werd het hieruit afgetapt. Hoe verder het vat leeg raakte, hoe minder de kwaliteit van de wijn. Door nieuwe industriële technieken konden flessen sterker en goedkoper gemaakt worden en deed de kurk opnieuw zijn intrede. De wijnbereiding en een gedeelte van de lagering werd vanaf nu op vat gedaan en de verdere rijping op fles. Daardoor won de wijn aan kwaliteit en ontstond geleidelijk aan onze huidige wijn.
Grote tegenslagen
De tweede helft van de negentiende eeuw liep iets minder voorspoedig, doordat de Europese wijngaarden te maken kregen met ziekten. Dit begon met meeldauw, maar de echte tegenslag kwam door Phylloxera Vastatrix, de druifluis. Deze uit Amerika afkomstige luis taste de wortels dusdanig aan dat vele wijngebieden, waaronder heel Frankrijk, in korte tijd werden vernietigd. De oplossing werd gevonden in het enten van de Europese druivenplanten op resistente Amerikaanse onderstammen. Het herstel van de wijngebieden heeft echter, mede door een slechte economie en twee wereldoorlogen, lang geduurd.
Nieuwe ontwikkelingen in de wijnbouw
Gelukkig kende de negentiende eeuw niet alleen tegenslagen. Er ontstonden nieuwe behoeften en mogelijkheden door de groei van steden en de verbetering van infrastructuur. Wijngebieden die eerst uitsluitend voor eigen behoeften produceerden, veranderden in regio’s met nationale betekenis. Vanaf de twintigste eeuw maakten wijn en wijnbouw, door onder andere de veranderende technieken, een flinke groei door. Nieuwe wijnlanden deden hun intrede waardoor er in de eenentwintigste eeuw meer producerende wijnlanden waren dan ooit tevoren.
Een groot aantal wijnlanden brengt vandaag de dag enorme hoeveelheden wijn op de markt. Kortom; de wijnwereld wordt nog altijd met de dag interessanter voor de wijnliefhebber!